King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Exodus 12
Exodus 12     

The Second Book of Moses, Called Exodus
Exodus

Return to Index
Index

Chapter 13

And the LORD spake unto Moses, saying,

 

Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

Sanctify unto me all the firstborn, whatsoever openeth the womb among the children of Israel, both of man and of beast: it is mine.

 

Heilig Mij alle eerstgeborenen; wat enige baarmoeder opent onder de kinderenIsraels, van mensen en van beesten, dat is Mijn.

And Moses said unto the people, Remember this day, in which ye came out from Egypt, out of the house of bondage; for by strength of hand the LORD brought you out from this place: there shall no leavened bread be eaten.

 

Verder zeide Mozes tot het volk: Gedenkt aan dezen zelfden dag, op welkengijlieden uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; want de HEERE heeft u dooreen sterke hand van hier uitgevoerd; daarom zal het gedesemde niet gegetenworden.

This day came ye out in the month Abib.

 

Heden gaat gijlieden uit, in de maand Abib.

And it shall be when the LORD shall bring thee into the land of the Canaanites, and the Hittites, and the Amorites, and the Hivites, and the Jebusites, which he sware unto thy fathers to give thee, a land flowing with milk and honey, that thou shalt keep this service in this month.

 

En het zal geschieden, als u de HEERE zal gebracht hebben in het land derKanaanieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Hevieten, en derJebusieten, hetwelk Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven, een land vloeiendevan melk en honig; zo zult gij dezen dienst houden in deze maand.

Seven days thou shalt eat unleavened bread, and in the seventh day shall be a feast to the LORD.

 

Zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag zal denHEERE een feest zijn.

Unleavened bread shall be eaten seven days; and there shall no leavened bread be seen with thee, neither shall there be leaven seen with thee in all thy quarters.

 

Zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden, en het gedesemde zal biju niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij u gezien worden, in al uw palen.

And thou shalt shew thy son in that day, saying, This is done because of that which the LORD did unto me when I came forth out of Egypt.

 

En gij zult uw zoon te kennen geven te dienzelven dage, zeggende: Dit is omhetgeen de HEERE mij gedaan heeft, toen ik uit Egypte uittoog.

And it shall be for a sign unto thee upon thine hand, and for a memorial between thine eyes, that the LORD'S law may be in thy mouth: for with a strong hand hath the LORD brought thee out of Egypt.

 

En het zal u zijn tot een teken op uw hand, en tot een gedachtenis tussen uw ogen,opdat de wet des HEEREN in uw mond zij, omdat u de HEERE door een sterkehand uit Egypte uitgevoerd heeft.

Thou shalt therefore keep this ordinance in his season from year to year.

 

Daarom onderhoudt deze inzetting ter bestemder tijd, van jaar tot jaar.

And it shall be when the LORD shall bring thee into the land of the Canaanites, as he sware unto thee and to thy fathers, and shall give it thee,

 

Het zal ook geschieden, wanneer u de HEERE in het land der Kanaanieten zalgebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen gezworen heeft, en Hij het u zalgegeven hebben;

That thou shalt set apart unto the LORD all that openeth the matrix, and every firstling that cometh of a beast which thou hast; the males shall be the LORD'S.

 

Zo zult gij tot den HEERE doen overgaan alles, wat de baarmoeder opent; ookalles, wat de baarmoeder opent van de vrucht der beesten, die gij hebben zult; demannetjes zullen des HEEREN zijn.

And every firstling of an ass thou shalt redeem with a lamb; and if thou wilt not redeem it, then thou shalt break his neck: and all the firstborn of man among thy children shalt thou redeem.

 

Doch al wat de baarmoeder der ezelin opent, zult gij lossen met een lam;wanneer gij het nu niet lost, zo zult gij het den nek breken; maar alleeerstgeborenen des mensen onder uw zonen zult gij lossen.

And it shall be when thy son asketh thee in time to come, saying, What is this? that thou shalt say unto him, By strength of hand the LORD brought us out from Egypt, from the house of bondage:

 

Wanneer het geschieden zal, dat uw zoon u morgen zal vragen, zeggende: Wat isdat? zo zult gij tot hem zeggen: De HEERE heeft ons door een sterke hand uitEgypte, uit het diensthuis, uitgevoerd.

And it came to pass, when Pharaoh would hardly let us go, that the LORD slew all the firstborn in the land of Egypt, both the firstborn of man, and the firstborn of beast: therefore I sacrifice to the LORD all that openeth the matrix, being males; but all the firstborn of my children I redeem.

 

Want het geschiedde, toen Farao zich verhardde ons te laten trekken, zo dooddede HEERE alle eerstgeborenen in Egypteland, van des mensen eerstgeborene af,tot den eerstgeborene der beesten; daarom offer ik den HEERE de mannetjes vanalles, wat de baarmoeder opent; doch alle eerstgeborenen mijner zonen los ik.

And it shall be for a token upon thine hand, and for frontlets between thine eyes: for by strength of hand the LORD brought us forth out of Egypt.

 

En het zal tot een teken zijn op uw hand, en tot voorhoofdspanselen tussen uwogen; want de HEERE heeft door een sterke hand ons uit Egypte uitgevoerd.

And it came to pass, when Pharaoh had let the people go, that God led them not through the way of the land of the Philistines, although that was near; for God said, Lest peradventure the people repent when they see war, and they return to Egypt:

 

En het is geschied, toen Farao het volk had laten trekken, zo leidde hen God nietop den weg van het land der Filistijnen, hoewel die nader was; want God zeide:Dat het den volke niet rouwe, als zij den strijd zien zouden, en wederkeren naarEgypte.

But God led the people about, through the way of the wilderness of the Red sea: and the children of Israel went up harnessed out of the land of Egypt.

 

Maar God leidde het volk om, langs den weg van de woestijn der Schelfzee. Dekinderen Israels nu togen bij vijven uit Egypteland.

And Moses took the bones of Joseph with him: for he had straitly sworn the children of Israel, saying, God will surely visit you; and ye shall carry up my bones away hence with you.

 

En Mozes nam de beenderen van Jozef met zich; want hij had met een zwareneed de kinderen Israels bezworen, zeggende: God zal ulieden voorzekerbezoeken; voert dan mijn beenderen met ulieden op van hier!

And they took their journey from Succoth, and encamped in Etham, in the edge of the wilderness.

 

Alzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden zich in Etham, aan het einde derwoestijn.

And the LORD went before them by day in a pillar of a cloud, to lead them the way; and by night in a pillar of fire, to give them light; to go by day and night:

 

En de HEERE toog voor hun aangezicht, des daags in een wolkkolom, dat Hijhen op den weg leidde, en des nachts in een vuurkolom, dat Hij hen lichtte, omvoort te gaan dag en nacht.

He took not away the pillar of the cloud by day, nor the pillar of fire by night, from before the people.

 

Hij nam de wolkkolom des daags, noch de vuurkolom des nachts niet weg vanhet aangezicht des volks.

Exodus 14 - Exodus 14

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com