King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Romans 5
Romeinen 5     

The Epistle of Paul the Apostle to the Romans
Romeinen

Return to Index
Index

Chapter 6

What shall we say then? Shall we continue in sin, that grace may abound?

 

Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde?

God forbid. How shall we, that are dead to sin, live any longer therein?

 

Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven?

Know ye not, that so many of us as were baptized into Jesus Christ were baptized into his death?

 

Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn?

Therefore we are buried with him by baptism into death: that like as Christ was raised up from the dead by the glory of the Father, even so we also should walk in newness of life.

 

Wij zijn dan met Hem begraven, door den doop in den dood, opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ookwij in nieuwigheid des levens wandelen zouden.

For if we have been planted together in the likeness of his death, we shall be also in the likeness of his resurrection:

 

Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding;

Knowing this, that our old man is crucified with him, that the body of sin might be destroyed, that henceforth we should not serve sin.

 

Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen.

For he that is dead is freed from sin.

 

Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde.

Now if we be dead with Christ, we believe that we shall also live with him:

 

Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven;

Knowing that Christ being raised from the dead dieth no more; death hath no more dominion over him.

 

Wetende, dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem.

For in that he died, he died unto sin once: but in that he liveth, he liveth unto God.

 

Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode.

Likewise reckon ye also yourselves to be dead indeed unto sin, but alive unto God through Jesus Christ our Lord.

 

Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onzen Heere.

Let not sin therefore reign in your mortal body, that ye should obey it in the lusts thereof.

 

Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams.

Neither yield ye your members as instruments of unrighteousness unto sin: but yield yourselves unto God, as those that are alive from the dead, and your members as instruments of righteousness unto God.

 

En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende geworden zijnde, en stelt uw leden Godetot wapenen der gerechtigheid.

For sin shall not have dominion over you: for ye are not under the law, but under grace.

 

Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.

What then? shall we sin, because we are not under the law, but under grace? God forbid.

 

Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre.

Know ye not, that to whom ye yield yourselves servants to obey, his servants ye are to whom ye obey; whether of sin unto death, or of obedience unto righteousness?

 

Weet gij niet, dat wien gij uzelven stelt tot dienstknechten ter gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt desgenen, dien gij gehoorzaamt, of der zonde tot dendood, of der gehoorzaamheid tot gerechtigheid?

But God be thanked, that ye were the servants of sin, but ye have obeyed from the heart that form of doctrine which was delivered you.

 

Maar Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten der zonde waart, maar dat gij nu van harte gehoorzaam geworden zijt aan het voorbeeld der leer, tot hetwelkgij overgegeven zijt;

Being then made free from sin, ye became the servants of righteousness.

 

En vrijgemaakt zijnde van de zonde, zijt gemaakt dienstknechten der gerechtigheid.

I speak after the manner of men because of the infirmity of your flesh: for as ye have yielded your members servants to uncleanness and to iniquity unto iniquity; even so now yield your members servants to righteousness unto holiness.

 

Ik spreek op menselijke wijze, om der zwakheid uws vleses wil; want gelijk gij uw leden gesteld hebt, om dienstbaar te zijn der onreinigheid en derongerechtigheid, tot ongerechtigheid, alzo stelt nu uw leden, om dienstbaar te zijn der gerechtigheid, tot heiligmaking.

For when ye were the servants of sin, ye were free from righteousness.

 

Want toen gij dienstknechten waart der zonde, zo waart gij vrij van de gerechtigheid.

What fruit had ye then in those things whereof ye are now ashamed? for the end of those things is death.

 

Wat vrucht dan hadt gij toen van die dingen, waarover gij u nu schaamt? Want het einde derzelve is de dood.

But now being made free from sin, and become servants to God, ye have your fruit unto holiness, and the end everlasting life.

 

Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uw vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven.

For the wages of sin is death; but the gift of God is eternal life through Jesus Christ our Lord.

 

Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere. Romeinen 7

Romans 7 - Romeinen 7

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com