King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Romans 10
Romeinen 10     

The Epistle of Paul the Apostle to the Romans
Romeinen

Return to Index
Index

Chapter 11

I say then, Hath God cast away his people? God forbid. For I also am an Israelite, of the seed of Abraham, of the tribe of Benjamin.

 

Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israeliet, uit het zaad Abrahams, van den stam Benjamin.

God hath not cast away his people which he foreknew. Wot ye not what the scripture saith of Elias? how he maketh intercession to God against Israel, saying,

 

God heeft Zijn volk niet verstoten, hetwelk Hij te voren gekend heeft. Of weet gij niet, wat de Schrift zegt van Elia, hoe hij God aanspreekt tegen Israel,zeggende:

Lord, they have killed thy prophets, and digged down thine altars; and I am left alone, and they seek my life.

 

Heere! zij hebben Uw profeten gedood, en Uw altaren omgeworpen; en ik ben alleen overgebleven en zij zoeken mijn ziel.

But what saith the answer of God unto him? I have reserved to myself seven thousand men, who have not bowed the knee to the image of Baal.

 

Maar wat zegt tot hem het Goddelijk antwoord? Ik heb Mijzelven nog zeven duizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baal niet gebogenhebben.

Even so then at this present time also there is a remnant according to the election of grace.

 

Alzo is er dan ook in dezen tegenwoordigen tijd een overblijfsel geworden, naar de verkiezing der genade.

And if by grace, then is it no more of works: otherwise grace is no more grace. But if it be of works, then is it no more grace: otherwise work is no more work.

 

En indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade meer; en indien het is uit de werken, zo is het geen genademeer; anderszins is het werk geen werk meer.

What then? Israel hath not obtained that which he seeketh for; but the election hath obtained it, and the rest were blinded

 

Wat dan? Hetgeen Israel zoekt, dat heeft het niet verkregen; maar de uitverkorenen hebben het verkregen, en de anderen zijn verhard geworden.

(According as it is written, God hath given them the spirit of slumber, eyes that they should not see, and ears that they should not hear;) unto this day.

 

(Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen) tot op den huidigen dag.

And David saith, Let their table be made a snare, and a trap, and a stumblingblock, and a recompence unto them:

 

En David zegt: Hun tafel worde tot een strik, en tot een val, en tot een aanstoot, en tot een vergelding voor hen.

Let their eyes be darkened, that they may not see, and bow down their back alway.

 

Dat hun ogen verduisterd worden, om niet te zien; en verkrom hun rug allen tijd.

I say then, Have they stumbled that they should fall? God forbid: but rather through their fall salvation is come unto the Gentiles, for to provoke them to jealousy.

 

Zo zeg ik dan: Hebben zij gestruikeld, opdat zij vallen zouden? Dat zij verre; maar door hun val is de zaligheid den heidenen geworden, om hen tot jaloersheidte verwekken.

Now if the fall of them be the riches of the world, and the diminishing of them the riches of the Gentiles; how much more their fulness?

 

En indien hun val de rijkdom is der wereld, en hun vermindering de rijkdom der heidenen, hoeveel te meer hun volheid!

For I speak to you Gentiles, inasmuch as I am the apostle of the Gentiles, I magnify mine office:

 

Want ik spreek tot u, heidenen, voor zoveel ik der heidenen apostel ben; ik maak mijn bediening heerlijk;

If by any means I may provoke to emulation them which are my flesh, and might save some of them.

 

Of ik enigszins mijn vlees tot jaloersheid verwekken, en enigen uit hen behouden mocht.

For if the casting away of them be the reconciling of the world, what shall the receiving of them be, but life from the dead?

 

Want indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden?

For if the firstfruit be holy, the lump is also holy: and if the root be holy, so are the branches.

 

En indien de eerstelingen heilig zijn, zo is ook het deeg heilig, en indien de wortel heilig is, zo zijn ook de takken heilig.

And if some of the branches be broken off, and thou, being a wild olive tree, wert graffed in among them, and with them partakest of the root and fatness of the olive tree;

 

En zo enige der takken afgebroken zijn, en gij, een wilde olijfboom zijnde, in derzelver plaats zijt ingeent, en des wortels en der vettigheid des olijfbooms mededeelachtig zijt geworden,

Boast not against the branches. But if thou boast, thou bearest not the root, but the root thee.

 

Zo roem niet tegen de takken; en indien gij daartegen roemt, gij draagt den wortel niet, maar de wortel u.

Thou wilt say then, The branches were broken off, that I might be graffed in.

 

Gij zult dan zeggen: De takken zijn afgebroken, opdat ik zou ingeent worden.

Well; because of unbelief they were broken off, and thou standest by faith. Be not highminded, but fear:

 

Het is wel; zij zijn door ongeloof afgebroken, en gij staat door het geloof. Zijt niet hooggevoelende, maar vrees.

For if God spared not the natural branches, take heed lest he also spare not thee.

 

Want is het, dat God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, zie toe, dat Hij ook mogelijk u niet spare.

Behold therefore the goodness and severity of God: on them which fell, severity; but toward thee, goodness, if thou continue in his goodness: otherwise thou also shalt be cut off.

 

Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God; de strengheid wel over degenen, die gevallen zijn, maar de goedertierenheid over u, indien gij in degoedertierenheid blijft; anderszins zult ook gij afgehouwen worden.

And they also, if they abide not still in unbelief, shall be graffed in: for God is able to graff them in again.

 

Maar ook zij, indien zij in het ongeloof niet blijven, zullen ingeent worden; want God is machtig om dezelve weder in te enten.

For if thou wert cut out of the olive tree which is wild by nature, and wert graffed contrary to nature into a good olive tree: how much more shall these, which be the natural branches, be graffed into their own olive tree?

 

Want indien gij afgehouwen zijt uit den olijfboom, die van nature wild was, en tegen nature in den goeden olijfboom ingeent; hoeveel te meer zullen deze, dienatuurlijke takken zijn, in hun eigen olijfboom geent worden?

For I would not, brethren, that ye should be ignorant of this mystery, lest ye should be wise in your own conceits; that blindness in part is happened to Israel, until the fulness of the Gentiles be come in.

 

Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israel gekomen is,totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn.

And so all Israel shall be saved: as it is written, There shall come out of Sion the Deliverer, and shall turn away ungodliness from Jacob:

 

En alzo zal geheel Israel zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.

For this is my covenant unto them, when I shall take away their sins.

 

En dit is hun een verbond van Mij, als Ik hun zonden zal wegnemen.

As concerning the gospel, they are enemies for your sakes: but as touching the election, they are beloved for the fathers' sakes.

 

Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden, om der vaderen wil;

For the gifts and calling of God are without repentance.

 

Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk.

For as ye in times past have not believed God, yet have now obtained mercy through their unbelief:

 

Want gelijkerwijs ook gijlieden eertijds Gode ongehoorzaam geweest zijt, maar nu barmhartigheid verkregen hebt door dezer ongehoorzaamheid;

Even so have these also now not believed, that through your mercy they also may obtain mercy.

 

Alzo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geweest, opdat ook zij door uw barmhartigheid zouden barmhartigheid verkrijgen.

For God hath concluded them all in unbelief, that he might have mercy upon all.

 

Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid besloten, opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn.

O the depth of the riches both of the wisdom and knowledge of God! how unsearchable are his judgments, and his ways past finding out!

 

O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen!

For who hath known the mind of the Lord? or who hath been his counsellor?

 

Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?

Or who hath first given to him, and it shall be recompensed unto him again?

 

Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem wedervergolden worden?

For of him, and through him, and to him, are all things: to whom be glory for ever. Amen.

 

Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. Romeinen 12

Romans 12 - Romeinen 12

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com