King James Bible - Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

2nd Corinthians 10
2 Corinthiërs 10     

The Second Epistle of Paul the Apostle to the Corinthians
2 Corinthiërs

Return to Index
Index

Chapter 11

Would to God ye could bear with me a little in my folly: and indeed bear with me.

 

Och, of gij mij een weinig verdroegt in de onwijsheid; ja ook, verdraagt mij!

For I am jealous over you with godly jealousy: for I have espoused you to one husband, that I may present you as a chaste virgin to Christ.

 

Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid, om u als een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk aan Christus.

But I fear, lest by any means, as the serpent beguiled Eve through his subtilty, so your minds should be corrupted from the simplicity that is in Christ.

 

Doch ik vrees, dat niet enigszins, gelijk de slang Eva door haar arglistigheid bedrogen heeft, alzo uw zinnen bedorven worden, om af te wijken van deeenvoudigheid, die in Christus is.

For if he that cometh preacheth another Jesus, whom we have not preached, or if ye receive another spirit, which ye have not received, or another gospel, which ye have not accepted, ye might well bear with him.

 

Want indien degene, die komt, een anderen Jezus predikte, dien wij niet gepredikt hebben, of indien gij een anderen geest ontvingt, dien gij niet hebt ontvangen, ofeen ander Evangelie, dat gij niet hebt aangenomen, zo verdroegt gij hem met recht.

For I suppose I was not a whit behind the very chiefest apostles.

 

Want ik acht, dat ik nergens minder in ben geweest dan de uitnemendste apostelen.

But though I be rude in speech, yet not in knowledge; but we have been throughly made manifest among you in all things.

 

En indien ik ook slecht ben in woorden, nochtans ben ik het niet in wetenschap; maar alleszins zijn wij in alle dingen onder u openbaar geworden.

Have I committed an offence in abasing myself that ye might be exalted, because I have preached to you the gospel of God freely?

 

Heb ik zonde gedaan, als ik mijzelven vernederd heb, opdat gij zoudt verhoogd worden, overmits ik u het Evangelie Gods om niet verkondigd heb?

I robbed other churches, taking wages of them, to do you service.

 

Ik heb andere Gemeenten beroofd, bezoldiging van haar nemende, om u te bedienen; en als ik bij u tegenwoordig was en gebrek had, ben ik niemand lastiggevallen.

And when I was present with you, and wanted, I was chargeable to no man: for that which was lacking to me the brethren which came from Macedonia supplied: and in all things I have kept myself from being burdensome unto you, and so will I keep myself.

 

Want mijn gebrek hebben de broeders vervuld, die van Macedonie kwamen; en ik heb mijzelven in alles gehouden zonder u te bezwaren, en zal mij nog alzohouden.

As the truth of Christ is in me, no man shall stop me of this boasting in the regions of Achaia.

 

De waarheid van Christus is in mij, dat deze roem in de gewesten van Achaje aan mij niet zal verhinderd worden.

Wherefore? because I love you not? God knoweth.

 

Waarom? Is het, omdat ik u niet liefheb? God weet het!

But what I do, that I will do, that I may cut off occasion from them which desire occasion; that wherein they glory, they may be found even as we.

 

Maar wat ik doe, dat zal ik nog doen, om de oorzaak af te snijden dengenen, die oorzaak hebben willen, opdat zij in hetgeen zij roemen, bevonden mochten wordengelijk als wij.

For such are false apostles, deceitful workers, transforming themselves into the apostles of Christ.

 

Want zulke valse apostelen zijn bedriegelijke arbeiders, zich veranderende in apostelen van Christus.

And no marvel; for Satan himself is transformed into an angel of light.

 

En het is geen wonder; want de satan zelf verandert zich in een engel des lichts.

Therefore it is no great thing if his ministers also be transformed as the ministers of righteousness; whose end shall be according to their works.

 

Zo is het dan niets groots, indien ook zijn dienaars zich veranderen, als waren zij dienaars der gerechtigheid; van welke het einde zal zijn naar hun werken.

I say again, Let no man think me a fool; if otherwise, yet as a fool receive me, that I may boast myself a little.

 

Ik zeg wederom, dat niemand mene, dat ik onwijs ben; doch zo niet, neemt mij dan aan als een onwijze, opdat ik ook een weinig moge roemen.

That which I speak, I speak it not after the Lord, but as it were foolishly, in this confidence of boasting.

 

Dat ik spreek, spreek ik niet naar den Heere, maar als in onwijsheid, in deze vasten grond der roeming.

Seeing that many glory after the flesh, I will glory also.

 

Dewijl velen roemen naar het vlees, zo zal ik ook roemen.

For ye suffer fools gladly, seeing ye yourselves are wise.

 

Want gij verdraagt gaarne de onwijzen, dewijl gij wijs zijt.

For ye suffer, if a man bring you into bondage, if a man devour you, if a man take of you, if a man exalt himself, if a man smite you on the face.

 

Want gij verdraagt het, zo u iemand dienstbaar maakt, zo u iemand opeet, zo iemand van u neemt, zo zich iemand verheft, zo u iemand in het aangezicht slaat.

I speak as concerning reproach, as though we had been weak. Howbeit whereinsoever any is bold, (I speak foolishly,) I am bold also.

 

Ik zeg dit naar oneer, gelijk of wij zwak waren geweest; maar waarin iemand stout is (ik spreek in onwijsheid), daarin ben ik ook stout.

Are they Hebrews? so am I. Are they Israelites? so am I. Are they the seed of Abraham? so am I.

 

Zijn zij Hebreen? Ik ook. Zijn zij Israelieten? Ik ook. Zijn zij het zaad van Abraham? Ik ook.

Are they ministers of Christ? (I speak as a fool) I am more; in labours more abundant, in stripes above measure, in prisons more frequent, in deaths oft.

 

Zijn zij dienaars van Christus? (ik spreek onwijs zijnde) ik ben boven hen; in arbeid overvloediger, in slagen uitnemender, in gevangenissen overvloediger, in doodsgevaar menigmaal.

Of the Jews five times received I forty stripes save one.

 

Van de Joden heb ik veertig slagen min een, vijfmaal ontvangen.

Thrice was I beaten with rods, once was I stoned, thrice I suffered shipwreck, a night and a day I have been in the deep;

 

Driemaal ben ik met roeden gegeseld geweest, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een gansen nacht en dag heb ik in de dieptedoorgebracht.

In journeyings often, in perils of waters, in perils of robbers, in perils by mine own countrymen, in perils by the heathen, in perils in the city, in perils in the wilderness, in perils in the sea, in perils among false brethren;

 

In het reizen menigmaal in gevaren van rivieren, in gevaren van moordenaars, in gevaren van mijn geslacht, in gevaren van de heidenen, in gevaren in de stad, ingevaren in de woestijn, in gevaren op de zee, in gevaren onder de valse broeders;

In weariness and painfulness, in watchings often, in hunger and thirst, in fastings often, in cold and nakedness.

 

In arbeid en moeite, in waken menigmaal, in honger en dorst, in vasten menigmaal, in koude en naaktheid.

Beside those things that are without, that which cometh upon me daily, the care of all the churches.

 

Zonder de dingen, die van buiten zijn, overvalt mij dagelijks de zorg van al de Gemeenten.

Who is weak, and I am not weak? who is offended, and I burn not?

 

Wie is er zwak, dat ik niet zwak ben? Wie wordt er geergerd, dat ik niet brande?

If I must needs glory, I will glory of the things which concern mine infirmities.

 

Indien men moet roemen, zo zal ik roemen de dingen mijner zwakheid.

The God and Father of our Lord Jesus Christ, which is blessed for evermore, knoweth that I lie not.

 

De God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die geprezen is in der eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg.

In Damascus the governor under Aretas the king kept the city of the Damascenes with a garrison, desirous to apprehend me:

 

De stadhouder van den koning Aretas in Damaskus, bezette de stad der Damaskenen, willende mij vangen;

And through a window in a basket was I let down by the wall, and escaped his hands.

 

En ik werd door een venster in een mand over den muur nedergelaten, en ontvlood zijn handen.

2nd Corinthians 12 - 2 Corinthiërs 12

 

 

 

SpeakingBible Software © 2001-2004 by johnhurt.com